Lenin en Stalin: hand in hand, kameraden [Peter Storm]

Opinie, gepost door: nn op 16/04/2013 04:11:46

Maina van der Zwan neemt in “Leninisme in de Eenentwintigste eeuw” (http://socialisme.nu/blog/theoretisch/leninisme-in-de-21ste-eeuw/), in De Socialist en nu ook op de website Socialisme.nu het maar weer eens op voor dat arme, door iedereen – behalve de machthebbers die wel wat beters te doen hebben – belaagde Leninisme. Het is een hilarisch maar tevens veelzeggend artikel geworden, dat ik wisselend glimlachend, giechelend en met lichte verbijstering heb gelezen.

http://www.ravotr.nl/2013/04/16/lenin-en-stalin-hand-hand-kameraden/

Maar het is ook een veelezeggend artikel, en wel om twee redenen. Het zegt veel over het treurige peil van argumentatie dat bij de Internationale Socialisten blijkbaar adequaat wordt gevonden. Verderop zal ik laten zien hóe treurig. Maar het zegt ook veel over de kracht van andere delen van de radicale beweging, met name anti-autoritaire revolutionairen, anarchisrten en dergelijke. Ook dat weer op twee manieren: dat Van der Zwan de behoefte voelt zich te verweren tegen onder mee libertaire kritiek, is een erkenning dat er kennelijk anarchistische kapers op zijn voiorhoedekust zijn. Dat Maina er zich met zo’n jantje van leiden denkt af te kunnen maken, en dat de redactie daar kennelijk groen licht aan geeft, zegt iets over hoe weinig effectief het anarchistische tegenspel wordt ingeschat. Kennelijk moeten we als anarchisten iets beter ons best doen om Leninisten van hun apropos te brengen. Welnu, die impliciete kritiek trek ik me aan.

Van der Zwan plaatst zijn verdediging van het Leninisme tegen een actuele achtergrond: Leninisme, ja zelfs alles dat naar partijpolitiek zwweemt, heeft onder recent opgekomen protestbewegingen geen goede naam. Begrijpel;ijk vanwege de gevestigde partijpolitiek, aldus Maina, maar ten onrechte omdat je toch politieke organisatie nodig hebt en het Leninisme juist dáár een bijdrage aan kan leveren. Daar kunnen we kort over zijn: ja, er is behoefte aan revolutionaire helderheid en organisatie. Maar de bijdrage die het Leninisme eraan levert, is overwegend contraproductief en helpt bewegingen van de wal in de sloot. Dat heeft het Leninisme in de praktijk laten zien.

En daar komt de geschiedenis om de hoek kijken. Maina van der Zwan probeert het verwijt dat Leninisme, preciezer gezegd “Lenins partijmodel” en “het ‘autoritaire’ gedachtengoed van Lenin” tot sektevorming op zijn best, tot akelige politiestaten op zijn slechtst, leidt. Over de sektevorming zal ik het hier maar niet hebben, dat doet de schrijver zelf ook niet echt. Hij gaat met name op dat tweede in, op de aloude vraag: ‘leidt Lenin tot Stalin?’Hij komt met feitelijke argumenten die de feiten verdraaien, en met een redenering waarvan kapitein Spock in Star Trek zou zeggen: “But, this is not logical!”

Eerst wat feiten die Maina laat langskomen. Lenin was internationalist, tegenstander van antisemitisme, vrouwenonderdrukking en antisemitisme. Stalin gebruikte antisemitisme, draaide hervormingen die vrouwenrechten versterkten drastisch terug en zette het traditionele gezin weer op een voetstuk, en onderdrukte het streven naar nationale zelfbeschikking. “Qua politieke ideeën en beleid waren Lenin en Stalin elkaars tegenpolen.” Jawel, als we de Lenin van 1917 vergelijken met de Stalin van 1936. Maar de Stalin van 1936 is niet geboren als Russisch chauvinist, patriarchale onderdrukker en antisemiet. Stalin ontwikkelde zijn dictatoriale en repressieve beleid niet exclusief vanuit zijn persoonlijkheid en diepste oerverlangens. Jarenlang – waarschijnlijk tot enkele jaren ná de revolutie van 1917 die hem zij aan zij met Lenin en Trotski en nog een handvol aan de macht had helpen komen – deelde hij Lenins politieke visie in grote lijnen.

Handen op één buik

Lenin bouwde op Stalin in de tijd van het ondergrondse Bolsjevistische verzet tussen 1905 en 1917. Hij leunde ook propagandistisch op hem: toen er een populaire brochure nodig werd over het recht der naties op zelfbeschikking, mocht Stalin die klus doen, tot kennelijke tevredenheid van Lenin. Stalin was op dat punt de erkende autoriteit binnen de Bolsjevistische partij, in de jaren voor de revolutie, en ook nog in de eerste jaren erna. Stalins opvattingen tot 1924 waren een wat didactisch vereenvoudigde versie van herkenbaar Bolsjevistische opvattingen. Er zat nauwelijks een spoortje licht tussen Lenin en Stalin in die jaren. Wel eens stevige tactische verschillen, maar Stalin was zo slim om zich dan dorgaans vrij snel te voegen in de richting waar Lenin – een groter strategisch denker, zoals ook Stalin wel snapte – voor pleitte. Maar Stalin was twintig jaar lang een loyale secondant van Lenin, en in de eerste jaren van de Oktoberrevolutie lid van het leidende team. Hij schitterde minder dan Trotski, maar die had het schitteren op het wereldtoneel dan ook tot kunstvorm verheven. Hij hield niet van die vlammende toespraken waar Zinoviev zo bedreven in was. Hij bestuurde, hardhandig, relatief efficiënt, en hij legde soms kort en bondig in catechismusvorm uit wat de partij beoogde. Lenin was dol op dit soort lui: praktisch, doortastend, onmisbaar voor eerst het opbouwen van een ondergronds partijapparaat, vervolgens in het verstevigen van een post-revolutionaire staat.

Verstevigen van die staat, dat deed Stalin, via commissariaten waar hij de hand had in allerhande partijbenoemingen. Dat gaf de staat ruggengraat. Het gaf Stalin een steeds grotere machtspositie in die staat, en natuurlijk werd hij zich van de mogelijkheden daarvan bewust. Na de dood van Lenin had hij de touwtjes goeddeels in handen. Maar feitelijk was dat al eerder zo: we weten hoe Lenin op zijn sterfbed fulmineerde tegen de botheid van Stalin tegen Lenins vrouw, maar ook diens optreden tegen partijgenoten in Georgië. Stalin en zijn vrienden waren de baas, toen Lenin nog leefde, Trotski nog een hoge positie bekleedde, en de toespraken bol stonden van internationalisme. Naarmate het machtsapparaat dat Stalin onder zich had en controleerde, zich steeds verder losmaakte van elk restantje van interne democratie en externe druk vanuit boeren en arbeiders, maakte de ideologie zich ook los. Staatsopbouw roept nationalisme in haar verlengde op; hoezeer Stalin op dit punt is veranderd in de loop der jaren kun je zien als je bijvoorbeeld leest hoe hij in 1921 op het Tiende partijcongres nog stelling neemt tegen, jawel, Groot-Russisch chauvinisme onder partijleden. het verheerlijken van Moedertje Rusland k uit zijn mond kwam pas veel later.

Gedisciplineerde industriële opbouw, nodig om die staat kracht te geven, gaat makkelijk samen met de man aan het werk, de vrouw in de keuken bijde kinderen – of eventueel ook aan het werk én in de keuken. En om een dictatuur te legitimeren en tegenstanders te discrediteren, benutte Salin behendig bestaande reactionaire vooroordelen zoals antisemitisme tegen rivalen als Trotski. Stalin als aanvoerder van een zich versterkende staat met serieuze machtsambities had nu eenmaal behoefte aan andere ideologische motiieven dan Stalin en Lenin op weg naar de macht via een opstandsbeweging die ze tegelijk aanbliezen als onder controle trachtten te houden.

Dit alles laat zien dat de vestiging macht van het Stalinisme-in-wording al in volle gang was toen Lenin nog leefde. Het laat ook zien dat aspecten – het bouwen van een stevig bureaucratisch apparaat om eers een partij en later een land te besturen – dfeel uitmaakten van de erfenis van de partij onder Lenin. Diens formuleringen uit “Wat Te Doen” uit 1902 over de noodzaak van full time professionele revolutionairen als ruggengraat van de partij zijn niet de oorzaak van de latere narigheid. Maar ze boden Stalin en geestverwanten wel prachtige ideologische ammunitie tegenover partijrivalen die voor meer democratie en transparantie en controle pleitten. Had Lenin zelf niet gezegd dat de beroepsrevolutionairen zo ‘n beslissende rol speelden? Ja, Lenin had veel meer gezegd, ook dingen waarin de klemtoon héél anders was. Maar wat Stalin deed, was wel degelijk af te leiden uit wat Lenin met grote heftigheid bepleitte: het bouwen van een professioneel apparaat dat instructies van bovenaf opvolgde en implementeerde.

In sommige fasen – 1905-1907 en rond 1917-1918 – combineerde de partij deze nadruk met een tegeniovergesteld streven naar maximale democratische controle door leden, een streven naar verkiezingen van alle partijorganen, openlijke discussies over soms fundamentele meningsverschillen binnen de partij. Met name 1905-1907 was de tijd dat de partij – net alleen de bOlsjevistische vleugel maar ook de sociaaldemocratische Mensvjevieken – sprak over dat fameuze ‘democratisch centralisme’. Daarbij legde oojk Lenin in die jaren de nadruk op democratie, die weliswaar een centrale besluitvorming en bestuur vereiste maar waarin leden, en zelfs niet-leden die de zaak steunden, een zeer forse rol werd toegedacht. In 1920-21 had hij g het wederom veelvuldig over ‘demopcratisch centralisme’. Maar toen lag de nadruk verregaand op centyralisme, discipline en dergelijke. De ook door Van der Zwan genoemde onderzoeker Lars T. Lih in “Democratic centralism: Fortunes of a formula” geeft een mooi inzicht in hoe, al tijdens Lenins leven, dat fameuze begrip zeer verschillend werd gehanteerd, ook door Lenin zelf.

Terug naar die eerdere fasie, toen ‘democratisch centralisme’ nog vooral méér partijdemocratie betekende. Toen de revolutionaire golf vanaf 1906 wegebde, verdween de nadruk op democratie, en ging het weer vooral om discipline. Zelfs het wóórd ‘democratisch centralisme’verdween een tijd lang vrijwel uit het spraakgebruik van Lenin. Dit waren de jaren waarin Stalin een grote rol ging spelen, de jaren waarin Lenin ook op Stalin bouwde. Terwijl allerlei intellectuelen uit de partij wegliepen en de repressie van het Tsarisme weer toesloeg, waren het hardhandige, misschien niet zeer subtiel denkende maar wel effectief werkende, mensen als Stalin die de Bolsjevistische zaak getrouw bleven, tot Lenins grote voldoening en dankbaarheid. Nogmaals: Lenin zag deze Stalin best zitten. Het was deze tijd waarin Stalin niet zijn latere ideologische formuleringen, maar wel zijn praktische vaardigheden en een autoritaire ‘de-kaders-beslissen-alles’- mentaliteit verder ontwikkelde. Die kreet is van veel later, uit de jaren dertig onder Stalin. Maar het idee, de mentaliteit is onmiskenbaar ouder. Niets wijst erop dat Lenin hier in deze context serieuze bedenkingen bij Stalins houding had. Lenin en Stalin waren in deze tijd veel nauwer geestverwant/ partijgenoot dan bijvoorbeeld Lenin en Trotski, die welluidende oproepen tot brede linkse eenheid deed, ook nog een tijdje oorlogscorrespondent op de Balkan was hetgeen een prachtig boek heeft opgeleverd over de Balkanoorlogen van 1912-1913, maar qua organisatie niet veel opbouwde. Lenin wel, met Stalin aan zijn zijde.

Lenin en Stalin – niet de dictator maar wel de hardhandige partijfunctionarisvoor wie de stap naar dictator niet onoverkomelijk groot was – waren twee handen op één buik. Stalins opvattingen uit 1936 afzetten tegen Lenins opvattingen uit pakweg 1917 zonder iets over deze aanloop te zeggen, schetst een veel grotere afstand tussen Lenin en Stalin dan die werkelijkheid rechtvaardigt, en werkt Leninistische wortels van het Stalinisme onder de mat.

Hoe vervolgens de sprong van Lenins regime naar Stalins schrikbewind wordt genomen, wordt bijvoorbeeld door Van der Zwan niet alleen summier weergegeven, maar ook misleidend en onjuist. Ik citeer hoe hij de machtsgreep van Stalin neerzet: “Hij vestigde zijn dictatuur door duizenden prominente Bolsjevieken van Lenin’s tijd, inclusief vrijwel het voltallige Centrale Comité, te vermoorden.” Dat is goochelen met de volgorde. In werkelijkheid vestigde Stalin éérst stapsgewijs zijn dictatuur. Dat was in de jaren twintig. Daarna lanceerde hij zijn zuiveringen en joeg vrijwel de complete Bolsjevistische oude garde de dood in. Dat was echter pas in de jaren dertig, ruim daarna. Het was dus iets wat de dictatuur, eenmaal aan de macht, deed. Het was echter niet het middel waarmee hij zijn dictatuur vestigde, zoals Maina van der Zwan impliceert, en dat doet er in dit kader toe.

Stalin was al de sterke man toen Lenin stierf. Hij was deel van een drietal waarvan ook nog Zinoviev en Kameniev deel uitmaakten. Maar Stalin was de baas. Iets later , vanaf 1926, schoof hij zijn twee secondanten opzij en werd Boekharin zijn opper-onderknuppel, met name zijn leverancier van ideologische formuleringen om zijn beleid te rechtvaardigen. Boekharin, niet Stalin, is bijvoorbeeld de uitvnder van de formulering “Socialisme in Eén Land”, in de jaren twintig. Intussen werd Trotski uitgerangeerd, en in een later stadium ook Zinoviev en Kamenev. Rond 1928 was Boekharin zelf aan de beurt om opzij geschoven te worden. Hij was niet enthousiast genoeg over de de invoering van staatsgrootgrondbezit die onder het mom van ‘collectivisering van de landbouw’ werd ingezet, en moest dus weg. Alle drie werden ze (nog) niet vermoord, net zo min als zeer vele anderen die in die jaren door Stalin en zijn medestanders uit machtsposities werden gestoten. De machtsgreep van Stalin vond dus stapsgewijs plaats, zonder grootschalige moordpartijen op Bolsjevieken. Die kwamen later, in de jaren dertig, in de vorm van de diverse grote zuiveringen. Toen gingen Boekharin, Zinoviev en tienduizenden andere Bolsjevieken, tegen de muur.

Stalinisten als revolutionairen

Er is ook een personele continuïteit tussen de tijd van Lenin en die van Stalins dictatuur. Het beklemtonen van de moord op de complete oude garde wekt de schijn alsof de leidende Stalinisten, afgezien van Stalin zelf, een nieuwere groep was, uit het zich vormende bureaucratische machtsapparaat van het bewind. Immers, het Stalinisme ruimde de revolutionaire genertaties gewelddadig op en zal dus zelf wel een postrevolutuionair iets zijn, gedragen door mensen die de revolutie niet of nauwelijks actief hadden meegemaakt. Maar dit klopt niet. Stalin had al in de eerste jaren een groep loyale bondgenoten die wel degelijk hun sporen in de revolutie, en soms zelfs ruim daarvoor, hadden verdiend.

Te denken valt aan Molotov, partijlid vanaf 1909, redacteur van partijkrant Pravda in 1917, led van het Militair revolutionair Comité dat de omverwerping van de Voorlopige Regering – de ‘Oktobeerrevolutie’in strikte zin – organiseerde, vanaf 1920 lid van het Centyraal Comité. Een typisch geval van oude Bolsjeviek, met een stevige staat van dienst. Hij overleefde overigens alles en stierf pas in 1986. Ander voorbeeld: Ordzhonikidze, partijlid sinds 1903, actief in het ondergrondse partijverzet, herhaaldelijk gearresteerd en tot dwangarbeid veroordeeld. In de eerste jaren na de revolutie actief in de Oekraine, Armenië en elders, hiep de nieuwe staat haar macht te vestigen in Georgië; hielp Stalin later tegen de Linkse Oppositie van Trotski. Later, als Commissaris van Zware Industrie had hij een interssante ondergeschikte: Piatakov, eerder lid van Trotski’s Linkse Oppositie. Piatakov ‘verdween’ in de zuiveringen, ordzhonikidze pleegde zelfmoord, mogelijk nadat hij eracht werd van een soort machtsgreep tegen Stalin. Maar hij hoorde dus eerder bij Stalins bondgenoten tegen oppositie rond Trotski, en was een oude vriend van Stalin. Lazar Kaganovitch, nog zo’n iemand uit de kliek van Stalin in de jaren twintig en dertig, n en tegelijk iemand met een lange staat van dienst. Partijlid sinds 1911, organisator in een schoenenfabriek in 1915, in 1917 actief in Saratov en elders, srtond aan het hoofd van de machtsgreep van de Bolsjevieken in Homel. In de eerste jaren nar de revolutie had hij allerlei functies buiten de hoofdstad. Vanaf 1922 zat hij in het Orgbureau, waar hij Stalin hielp bij zijn benoemingenbeleid en dus zijn machtsversterking. In de jaren dertig was hij één van de kopstukken van Stalins bewind; hij wordt mee verantwoordelijk gehouden voor de hongersnood in de oekraine in 1932-133 en is daravoor zelfs postuum veroordeeld in 2010. Maar ook hij begion zijn loopbaan als actieve revolutionair, niet als apparatchik. Het laat iets van de continuïteit zien in personele zin tussen de jaren van lenins bewind en dat van Stalin.

Trotskisten wijzen er terecht op dat veel Bolsjevistische kopstukken uit 1917 later de kant van Trotski en diens oppositie kozen en tegenover het opkomend Stalinisme de ‘tradities van Oktober’ hoog hielden. Stalinisten kunnen echter met recht tegenwerpen dat ‘hun’ mensen er óók waren, in het ondergronds verzet tegen de Tsaar, in het revolutiejaar 1917, in de eerste jaren van de postrevolutionaire staatsvorming, jaren waarnaar de Trotskistische traditie waar ook Maina van der Zwan zich sterk voor maakt zien als een soort hoogtijdagen. In die dagen maakten latere ‘Stalinisten’ en latere ‘Trotskisten’ zij aan zij deel uit van hetzelfde bewind en voerden zij in essentie hetzelfde politieke project uit. Het Stalinisme is met dit alles geen volledige breuk. Het is er een verwrongen voortzetting van.

Die zuiveringen waren een middel van Stalin en zijn compagnons om de tucht en de discipline en grondig in te rammen, de angst zo groot te maken dat iedereen klakkeloos orders op zou volgen en elk onstaan van rivaliserende machtscentra in de kiem te smoren. Maar ze waren geen onderdeel van de “machtsgreep van Stalin”. Die had namelijk al veel eerder plaatsgevonden, en ging vrij organisch, niet als ontkenning van het Leninistische bewind, maar als een interne kwaadaardige mutatie ervan.

Dit lijkt wellicht allemaal muggenzifterij. Maar het is nodig om te laten zien dat er, naast breuken en flinke verschillen tussen het bewind in de tijd van Lenin en van Stalin, aanzienlijke continuïteit tussen beide episodes was. Het Stalinisme wortelde in de opbouw van het bewind in de tijd, onder de verantwoordelijkheid, van Lenin – en van Trotski die op sommige punten een nog kwalijker rol speelde dan Lenin die nog wel eens op de rem trapte als de repressieve wind te guur werd en teveel verzet dreigde uit te lokken. Trotski droeg directe verantwoordelijkheid voor de onderdrukking van de boerenopstand in de Oekraine van 1918 tot 1921, aangevoerd guerilla-anarchist Machno in de Oekraine. Trotski en Zinoviev droegen de verantwoordelijkheid voor het neerstaan voor de matrozenopstand in Kronstadt en de voorafgaande arbeidersstakingen in Petrograd in februari en maart1921. Lenin was in grote lijnen voorstander van dit repressieve beleid, maar enkele van de latere opponenten van Stalin zaten nog dichter bij het opstoken van het repressieve vuur. Ik ben zelfs wel eens tegengekomen dat Stalin zelf tegen de onderdrukking van Kronstadt was en een compromis had willen zoeken. Rutte zou dat hebben begrepen. Iets met draagvlak en vertrouwen, vermoed ik…

Omstandigheden en keuzes

Van der Zwan veronachtzaamt de rol van repressie en groeiende autoritaire praktijken in de begintijd van de Russische postrevolutionaire staat. We lezen: “Onder Lenins leiderschap was de partij tot aan het eind van de burgeroorlog hoogst democratisch.” Detail: het was tegen die tijd ook de énige partij, en haar machtsuitoefening was allesbehalve democratisch, ook al vóór 1921. De andere partijen waren ondergronds gedreven in de repressiegolven die vanaf 1918 woedden. Ja, dat werd en wordt nog wel verdedigd met het argument dat die partijen de wapens opnamen tegen de Bolsjevieken, of althans zich niet distantieerden van degene die dat deden. Maar dat veel van de gewapende strijd tegen het bewind een reactie was op bijvoorbeeld systematische afpersingspraktijken onder het mom van gedwongen graanleveranties, moet daar dan wel worden bij verteld.

Dat de repressie ook partijen en groepen trof die wel door middel van demonstraties, stakingen en propaganda oppositie voerden, maar niet met gewapende strijd, moet er ook bij. Stakingen werden gebroken door er gewapende partijbataljons op af te sturen, die keer op keer het vuur op protesterende arbeiders openden. Dat gebeurde niet pas onder Stalin. Dat gebeurde al in het voorjaar van 1918, en het bleef de trend in de jaren erna. Kronstadt en Machno waren topjes van rebelse ijsbergen die in het vuur van de repressie tot smelten werden gebracht, helaas met succes. In de vroege jaren twintig zei een leidende Bolsjeviek dan ook: “we hebben in Rusland een meerpartijenstelsel. Eentje aan de macht, alle anderen in de gevangenis of in ballingschap.” Hij bedoelde dit niet als kritiek, maar als beschrijving van een voor hem wenselijke situatie. En de weg erheen werd vrijwel onmiddellijk na Oktober 1917 ingeslagen door zelfs vreedzaam protest bij voorbaat te behandelen als contrarevolutie.

Deze hele houding van partij en staat vanaf 1917 kun je niet loskoppelen van wat er later onder Stalin gebeurde. Stalin gebruikte een apparaat dat er al was. Stalin erfde een patroon van repressie van protest en dissidentie dat er al was. Stalin ging essentiële stappen verder op een weg die in 1917 al was ingeslagen, onder verantwoordelijkheid van Lenin zelf. Wat repressie betreft is het Stalinisme een op hol geslagen Leninisme aan de macht.

Natuurlijk is dat niet het hele verhaal. Natuurlijk waren er de buitengewoon benarde omstandigheiden van oorlog, burgeroorlog, imperialistische interventie en economische ontwrichting. De Bolsjevieken wísten echter dat, als ze demacht gingen overnemen, een buitengewoon moeilijke erfenis gingen beheren. “De naderende catastrofe en hoe die te bestrijden” – titel van een brochure van Lenin uit de zomer van 1917 – getuigt van dat besef. Lenin en zijn latere adepten konden en kunnen niet staande houden dat de crisis ze overviel en hen puur dwong tot wat ze deden. Maar het is wel zo dat de crisisomstandigheden de keus voor hardhandig opgelegde machtsmiddelen in de hand werkte, ruimte gaf, aanmoedigde. Je hoort het ze zeggen, toch, Lenin en zijn partijkaders? Werk aan de winkel, geen tijd voort discussie, kameraden! En: het is oorlog, overal loeren contrarevolutionaire intriganten, weest waakzaam! En: honger dreigt, tucht en discipline zijn nodig om de productie op te voeren, wie zich niet voegt is een kleinburgerlijk gevaar voor de revolutie. Al dat soort impulsen en houdingen krijgen ruim baan als het land inderdaad om je heen instort. Evengoed was het wel een keus om deze benadering te hanteren, en geen andere. Er waren houdingen en impulsen in het spel die al bestonden in de politiek van de partij van Lenin.

Die ineenstorting ís een zeer relevante factor in de kwaadaardige mutatie die het Leninisme al onmiddellijk begon te ondergaan. Maar kennelijk droeg het Leninisme minstens de optie van die mutatie in zich. Feit blijft dat de disciplinaire, repressieve en autoritaire houdingen in de partijdocrtrines en vooral in de methodiek van het professionele partijapparaat waar een Stalin zo’n grootmeester bleek, al vóór 1917 in de Bolsjevistische theorie en praktijk aanwezig waren. De maatschappelijke crisis bood ze zowel een motief als alle ruimte om zich uit te leven; maar er was wel degelijk ‘iets’ ín de aanpak en methodiek van Lenin – in het ‘Leninisme’, al heette dat toen nog niet zo – dat met de bal aan de haal ging en koers zette richting partijdictatuur.

En ja, tot 1921 was dat dus een dictatuur van een “hoogst democratische” partij, althans vergeleken met wat later volgde. Maar dat kon natuurlijk niet goed gaan: als er één partij is, maar die is “hoogst democratisch”, met elkaar openlijk bestrijdende vleugels, dan heb je in feite toch nog meerdere partijen. Dezelfde logica die het nodig maakte om partijen buiten die van Lenin te onderdrukken, zet zich dan door om de éne partij ook daadwerkelijk tot één partij te ‘smeden’.

Toen de macht van de partij en het bewind in de perceptie van Lenin dan ook wankelde – tegen het het einde van de winter van 1920-1921, toen boerenopstanden en stakingen woedde, met Kronstadt als climax – was die partij zonder al te grote problemen op op het beruchte Tiende partijcongres in 1921 wel te porren voor het inperken van de partijdemocratie, het verbod op interne partijfracties en dergelijke. Een “hoogst democratische” partij die hoogst ondemocratisch en met harde hand een land bestuuurt, ontkomt aan zoiets nu eenmaal nauwelijks. Met het sterk inperken van de partijdemocratie en het intussen ontbreken van democratische controle en tegenspel in de maatschappij als geheel, kreeg de praktijk van benoemingen van staatsfuncties op voordracht van bevoegde partijorganen extra ruimte. Verantwoordelijk voor een orgaan dat greep had op dit soort benoemingen: Stalin. Helper: de al genoemde Kaganovitch.

Wat we hier zagen, was een reeks politieke beslissingen van partijorganen, onder verantwoordelijkheid van vooral Lenin. Materiële omstandigheden, met name ook het isolement van de revolutie omdat omwentelingen in andere landen uitbleven, leverde een belangrijke context en motivatie. Maar ze zijn niet het hele verhaal. Van der Zwan denkt echter klaarblijkelijk van wel. Hij zegt: “Deze materiële krachten bereidden de weg voor Stalin, niet de politiek van Lenin en de Bolsjevieken.” Ik denk dat ik heb laten zien dat de politiek en praktijk van Lenin en de Bolsjevieken wel degelijk wegbereidend zijn geweest voor Stalin, door patronen en instituties van repressie te vestigen, door de maatschappij buiten de partij en vooral haar leiding bij voorbaat als tegenstander en vijand te bejegenen, en de maatschappij, de volksklassen van arbeiders en boeren vooral, dus al te doen wennen aan de ondergeschikte positie die later, onder Stalin tot een akelige climax gebracht zou worden.

Jazeker, Lenin leidde tot Stalin. Niet onontkoombaar, niet één op één, want met een sterker en autonomier arbeiders- en boerenverzet had ze zaak anders kunnen lopen, en met een succesvolle arbeidersrevolutie in bijvoorbeeld Duitsland in beeld ook. Maar wat Lenin bepleitte en vooral deed, droeg wezenlijk bij aan wat Stalin later perfectioneerde.

(wordt nog vervolgd ook, leuk he?)

Peter Storm


Global IMC Network www.indymedia.org Afrika Ambazonia Canarias Estrecho / Madiaq Kenya South Africa Canada London, Ontario Maritimes Quebec Oost Azië Japan Manila QC Saint-Petersburg Europa Abruzzo Alacant Antwerpen Athens Austria Barcelona Belarus Belgium Bristol Brussels Bulgaria Calabrië Cyprus Emilia-Romagna Estrecho / Madiaq Euskal Herria Galiza Duitsland grenoble Hungary Ireland Istanbul Italy La Plana Liege liguria Lille Linksunten Lombardia London Madrid Malta Marseille Nantes Napoli Netherlands Northern England Norway Nottingham Oost-Vlaanderen Paris/Île-de-France Piemonte Poland Portugal Roma Roemenië Russia Scotland Sverige Switzerland Torun Toscana Ukraine UK-GB Latijns Amerika Argentina Bolivia Chiapas Chile Sur Braszilië Sucre Colombia Ecuador Mexico Peru Puerto Rico Qollasuyu Rosario santiago Uruguay Valparaiso Venezuela Oceanië Aotearoa Manila Melbourne Perth QC Sydney Zuid-Azië India Verenigde Staten Arizona Atlanta Austin Baltimore Big Muddy Binghamton Buffalo Charlottesville Chicago Cleveland Colorado Columbus DC Hawaii Houston Hudson Mohawk LA Madison Michigan Milwaukee Minneapolis/St. Paul New Mexico New Orleans NYC Philadelphia Pittsburgh Portland Richmond Rochester Rogue Valley San Diego San Francisco Bay Area Santa Cruz, CA Sarasota Seattle Urbana-Champaign Worcester West Azië Beirut Israel Palestine Process FBI/Legal Updates Mailing Lists Process & IMC Docs Projecten Print Radio Video Regio's United States Topics Biotech